Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Romeins cijfer

Het valt ons niet mee om een jaartal in Romeinse cijfers snel te lezen, de Arabische zijn ons heel wat bekender (al weet niet iedereen dat onze cijfers zo heten). Toch werden zo'n twee duizend jaar lang de cijfers als letters geschreven. Om welke letters gaat het en hoe vormen die de Romeinse cijfers? Het gaat om de letters MDCLXVI. De 'waarde' van iedere letter is:
M = 1000, D = 500, C = 100, L = 50, X = 10, V = 5 en I = 1.
MCCCCLXXXVIII is dus 1000 + 4 x 100 + 50 + 3 x 10 + 3 x 1 = 1488.

Let op: de oude schrijfwijze van de letters is voor ons niet altijd direct herkenbaar en wat tweemaal een I lijkt kan een V zijn. Volgende waarschuwing: om een fraai beeld te krijgen wordt soms gespeeld met de vormgeving: drie tekens, namelijk een I, voorafgegaan door een C en gevolgd door een omgekeerde C moeten dan samen een 'mooie' M voorstellen (= 1000). De I met een omgekeerde C is zo te lezen als een D (= 500).
Volgende probleem: voor de Romeinen had iedere letter dus een vast waarde, de plaats van de letters had dus geen invloed hierop. Maar in de renaissance begon men getallen in Romeinse cijfers te verkorten door de waarden van de letters niet meer gewoon op te tellen. 'IIII' vond men te onoverzichtelijk. Nee, sindsdien moet
een lager cijfer vóór een hoger daarvan afgetrokken worden.
'IV' werd door een Romein als 6 gelezen, maar voortaan betekende die combinatie 4! 'XC' is dus 90. En zo worden de Romeinse cijfers nu nog bijna altijd gebruikt.
Waar komen we Romeinse cijfers nog tegen? We vinden ze vaak op de wijzerplaat van een uurwerk. En als aanduiding van de datering staan ze vaak op een stichtingssteen. Trouwens, daarop worden ze soms als een soort rebus gebruikt: dat is het chronogram.
Een speciaal gebruik van de cijfer-letters is te vinden in de telmerken: dat zijn niet echt Romeinse cijfers, maar het systeem van tellen is er wel van afgeleid.




Tekst: Jean Penders, 10-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders